frivolité

Frivolité

 

Wat is frivolité?

Volgens de engelstalige Wikipedia: waarvan hier de vertaling volgt:

Frivolité is een handwerktechniek voor het maken van duurzaam kant door middel van een serie knopen en lussen. Frivolité kan gebruikt worden voor kantjes , kleedjes, accessoires zoals oorhangers en halssieraden en andere decoratieve toepassingen. Het kant bestaat uit een patroon van ringen en bogen die gevormd worden door dubbele knopen over een kerndraad. Er kan tussen twee dubbele knopen een ruimte worden overgeslagen om picots te vormen, die zowel een constructieve functie hebben als een decoratieve.

Historie

Waar frivolité vandaan komt, kan niemand met zekerheid zeggen. In haar boek Tatting Technique & History geeft Elgiva Nicholls verschillende theorieën hierover.

Een ervan is dat het ontstaan is uit het knopen van netten. Persoonlijk acht ik dat erg onwaarschijnlijk. De gebruikte knoop en het gereedschap verschillen aanzienlijk ten opzichte van het frivolité.

Anderen denken weer dat het afkomstig is van zeelui die uit touw decoratieve elementen maakten in de tijd dat ze niet aan het werk waren.  

Frivolité zou ook ontstaan kunnen zijn uit macramé volgens sommigen. Het is waar dat de dubbele knoop gebruikt wordt in macramé, bijvoorbeeld om de draden aan iets te bevestigen voordat men begint met knopen. Waarschijnlijker echter is het dat macramé en frivolit  naast elkaar en onafhankelijk van elkaar ontwikkeld zijn. Ze verschillen te zeer in uitwerking en uiterlijk.

Tenslotte is er de theorie dat frivolité is ontstaan uit het ‘knotting’. Hierbij werd met een spoel een serie knoopjes in een draad gelegd. Deze knoopjes lagen tegen elkaar aan en de geknoopte draad werd op stof genaaid. De spoelen voor deze techniek waren groter en de punten kwamen niet bij elkaar. Het garen dat gebruikt werd was dikker dan het garen dat voor frivolité gebruikt wordt. Er konden verschillende knoopjes gebruikt worden, maar de meest eenvoudige  knoop had dezelfde handeling als de eerste helft van de frivolité dubbele knoop.

Dat de punten van de spoelen niet bij elkaar kwamen en dat de spoelen groter waren dan de hiudige frivolitéspoeltjes is voor sommigen een argument tegen deze theorie. Maar kan dat niet gewoon een ontwikkeling zijn, zoals bijvoorbeeld auto’s en telefoons ook voortdurend aan ontwikkeling onderhevig zijn en steeds verbeteren. Zelf acht ik deze theorie het meest aannemelijk, en mogelijk is zelfs elke theorie een beetje waar, zoals dat gaat met grote uitvindingen. Vaak worden grote uitvindingen toch op meerdere plekken in de wereld tegelijk gedaan.

Edit:

Toen ik de boekjes van Mdlle Riego wat nader onder de loep nam las ik in haar eerste boekje dat volgens haar het frivolité ontwikkeld was vanuit het naaldkant, meer specifiek point lace. Omdat zij dichter tegen de ontwikkeling van frivolité leefde dan wie ook tegenwoordig, en omdat het minstens zo zinnig klinkt als welke andere theorie ook, ben ik geneigd deze theorie te aanvaarden.

De ontwikkeling.

 In 1707 schreef Sir Charles Sedley een gedicht ‘The royal knotter’ waarin hij beschrijft hoe koningin Mary haar knoopwerk overal mee naar toe neemt. Dit is de eerste vermelding van knotting, dus nog niet frivolité zoals we dat nu kennen.

Rond 1800 was frivolité wijd versrpeid. Men maakte in die tijd alleen losse ringen, die aan elkaar genaaid werden, of ringen die achter elkaar  gemaakt werden, tegen elkaar aan of met een stukje onbewerkte draad ertussen.












Voorbeeld van een werkstuk met alleen ringen. De ringen zijn waar nodig onderling verbonden door de naald door de picot te steken. Het midden is gevuld met naaldkantsteken.  


Er waren enkele vrouwen die een belangrijke rol speelden in de verspreiding en ontwikkeling van frivolité, waaronder Mlle. Eleonore Riego de la Brachardiére en Thérèse de Dillmont.

Mlle Riego (geb. 1834) was door de prinses of Wales aangewezen als ‘Artiste in Needlework’. In die hoedanigheid gaf zij aan de Engelse en Duitse hoven les in handwerktechnieken. Zij heeft meer dan honderd boeken uitgebracht waarvan elf over frivolité. Zij was altijd bezig om materialen, gereedschappen en methodes te verbeteren. Zij is degene die de eerste aanzet tot het maken van bogen heeft gegeven en waarschijnlijk de eerste patronen met echte bogen heeft gepubliceerd.

Thérèse de Dillmont (1846-1890) heeft in haar ‘Encyclopedia of needlework’ een hoofdstuk gewijd aan frivolité. Haar werk baseerde ze op dat van Mlle Riego. Zij heeft kleur toegevoegd en standariseerde het gebruik van twee spoeltjes. In deze periode heeft dus ook de boog zijn intrede gedaan. De halve ring en de Josephine ring worden aan haar toegeschreven.

 Mlle Riego gebruikte in het begin een naald voor haar werk, maar zij gebruikte die zoals een spoeltje. Hiermee was zij de eerste die onderling ringen ging verbinden, door haar naald door de picots te halen. De eerste aanzet tot het maken van bogen werd gedaan door de onbewerkte draad tussen ringen om te werken met een knoopsgatsteek, ook weer met de naald. Dit leken al bogen, maar waren dus niet echte  bogen. Pas in 1861 verscheen de eerste publicatie met echte bogen, Edgings and insertions van Mlle Riego.

Het frivolité heeft sindsdien een grote ontwikkeling doorgemaakt en nog steeds zijn er nieuwe ontwikkelingen.

Frivolité kan gemaakt worden met spoeltjes, met een naald of met een speciale haaknaald. De laatste manier heet cro-tatting  en is in Japan ontwikkeld. Het uiterlijk is enigszins anders dan het gewone frivolité, omdat de bogen gehaakt worden en niet geknoopt.

De meeste patronen die voor spoeltjes gemaakt zijn kunnen ook met een naald gemaakt worden.

Om te beginnen volgt nu een patroontje van Mlle Riego, uit haar boekje A simple book of tatting uit ongeveer 1850 . Het wordt gewerkt met één spoeltje.  Er kan garen gebruikt worden van elke willekeurige dikte. Ik heb het patroon alleen getest ( van boven naar beneden) met garen # 20, 10 en 40. Als er een andere dikte gebruikt wordt is het belangrijk even te testen welke picotmaatjes het beste gebruikt kunnen worden. Steeds is het grote picotmaatje voor de kleine ring gebruikt en het kleine voor de grote ring.





Voor het eerste kantje heb ik garen # 20 van en picotmaatjes 2 en 3 mm gebruikt. De rand is afgewerkt met gehaakte lossen, steeds vier lossen tussen de picots en een vaste om twee picots.

Het tweede voorbeeld is garen # 10 en picotmaatjes 3 en 5 mm. De rand is hier afgewerkt met bogen van steeds vier dubbele knopen.

Bij het derde kantje zijn de lange picots gekruist en moeten derhalve langer zijn. Het garen is # 40 met picotmaatjes 1 en 5 mm (3 als er een enkel kantje wordt gemaakt.). Voor de middelste picot van de grote ringen heb ik de draad twee keer om het picotmaatje geslagen.  Met de middelste drie picots van de grote ring kan dus gespeeld worden. 

De boekenlegger zelf heb ik gemaakt met garen # 20, wat ik zelf geverfd heb. Het kantje is in twee toeren gewerkt. Bij de tweede toer kunnen de picots gewoon of gedraaid worden opgenomen. In het voorbeeld laat ik beide manieren zien.Links van de rode lijn zijn de picots gedraaid opgenomen, rechts zijn ze gewoon opgenomen. 

Het enkele kantje kan bijvoorbeeld gebruikt worden als kantje langs een hemd of om een trui wat te pimpen. Het is ook leuk om aan babykleertjes te zetten. Het dubbele kantje kan als inzet gebruikt worden of als boekenlegger. Daarvoor geef ik twee mogelijkheden om de korte kant af te werken. De eerste (links) van Mlle Riego zelf en de ronde rechts van mij. 

Hiervoor is het nodig een hele grote picot te maken aan de laatste ring (zie lila lijn).

 


Afkortingen:

R            ring

verb       verbinden           

vor         vorige



Patroon:

Na iedere ring, de ring sluiten. Dit wordt niet steeds vermeld.

              R 2-1-1-1-1-2

*           R 2-2-2

              R 2+(verb aan vor R) 1-1-1-1-2

Herhaal vanaf *, laat tussen de ringen een kort stukje draad onbewerkt.

Maak voor de punt eerst een

               R 2-2-2-2-1-1-1-1-2-2-2-2.

Eindjes afwerken.

De grote ringen blijven hetzelfde, de kleine ringen (groen) worden 3-3 DK.

De onbewerkte draad op de hoeken (rode lijn) langer maken, de rest (rode stipellijn) blijft hetzelfde.

Voor de ronde afwerking aan het andere eind wordt na de kleine ring een *grote ring (blauw) gewerkt. Daarna als volgt de draad aanhechten aan de picot van de kleine ring: haal de haaknaald onder de picot door en haal de draad op en doe de spoel door de lus, niet aantrekken. Pak vervolgens vanaf de achterkant de draad op, trek de eerste lus aan  en breng de spoel van voor naar achter door de lus. Draad aantrekken. U heeft nu een DK om de picot gemaakt. Herhaal dit vanaf *nog vijf keer. Daarna weer een grote ring, dan een kleine, die aan dezelfde picot wordt verbonden.

Reacties

  1. Very interesting synopsis of the history/origin of tatting and your thoughts! Love your samplers and also the bookmark end you designed. Beautiful!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

TTAL oopsies.